Yokoso Japan!
Dag 1
Dit was mijn eerste reis naar een land buiten Europa. Althans, mijn eerste reis alleen. Het afscheid op Schiphol was voor mijn ouders, vooral mijn moeder, emotioneel. Zelf had ik het er ook niet makkelijk mee, maar dat werd minder toen ik door de douane heen was. De vlucht zou om 7 uur ‘s avonds vertrekken, iets wat gelukkig wel goed ging. We vlogen met JAL (Japan Airlines) en die Japanners zijn altijd zo stipt, helemaal goed!
Na ongeveer 5 uur vliegen zaten we al boven Siberië. Jammer genoeg was het op dat moment ongeveer 12 uur ‘s nachts in Nederland en ik was nogal moe en wilde dus slapen. Ik zat echter helemaal achter in het vliegtuig op de laatste rij met stoelen. Was niet erg, want ik had 4 stoelen voor mij alleen! Blijkbaar is slapen achterin nog best lastig. Vooral als je bedenkt dat het raampje van de nooduitgang, waar ik vlak bij zat, niet dicht kon. En dan is Siberië wel heel erg wit. Op een gegeven moment kwam er een Japanner naast me zitten, althans, hij nam 1 van mijn 4 stoeltjes in beslag. De reden was eigenlijk een beetje onduidelijk, maar ik denk dat hij achterin wilde zitten, zodat hij rustig kon slapen.
Dag 2
Na ongeveer 11 uur vliegen landden op Narita Airport, Tokyo. In Nederland was het toen ongeveer 6 uur ‘s morgens, het tijdsverschil is 9 uur en dus was het in Japan rond 3 uur ‘s middags. De landing zelf was een beetje ruw, maar dat zorgde er tenminste voor dat we wakker waren. Helaas begon nu een vervelend gedeelte waar ik thuis al een beetje tegenop zat te kijken; we moesten 5 uur wachten voordat onze vervolgvlucht naar Fukuoka (daar zou de reis beginnen) zou vertrekken. Gelukkig was er een lichtpuntje; doordat we zo lang moesten wachten was dit een uitgelezen mogelijkheid om de groep wat beter te leren kennen.
Ongeveer half 8 ‘s avonds konden we boarden in het vliegtuig naar Fukuoka om een half uurtje later te vertrekken. De vlucht duurde slechts 2 uur en zelfs op die vlucht werd eten geserveerd. Niet veel, maar het was tenminste iets. Tijdens het opstijgen zag ik vanaf de startbaan nog een gebouw staan van Namco. Dit is een fabrikant van computerspellen (games), die ik natuurlijk graag speel.
Rond half 11 stapten we vanaf het vliegveld bij Fukuoka op de metro naar het hotel, waar we tegen 11 uur aankwamen. We konden gelukkig nog wat eten in het hotel, al was dat pas rond kwart voor 12. Dat was wel grappig overigens, want om je eten te bestellen kon je samen met de serveerster naar buiten lopen en daar een bord plastic eten aanwijzen wat je wel wat leek. Men heeft hier in Tokyo naar het schijnt een hele wijk waar dat soort dingen gemaakt worden. Na het eten gingen we terug naar het hotel om daar te gaan slapen. Ik koos ervoor om samen met een oudere man, Bert, de kamer te delen. De hotelkamer was vrij klein en zelfs ik moest bukken om door de deurpost te kunnen. Het was lastiger voor een andere reisgenoot, die ruim 2 meter lang was. De badkamer was ook klein (die Japanners zijn natuurlijk niet zo groot…), maar wat we daar aan troffen… Een wel heel bijzonder toilet met allerlei knopjes erop! Leuk speelgoed, maar ik ben er niet aangekomen. Voor hetzelfde geld werd ik het hotel uit gelanceerd via een ingebouwde raketinstallatie ofzo… Bert heeft het wel gedaan en kwam ook heelhuids van het toilet af. De kamer zelf bevatte verder niet veel. Een breedbeeld tv en 2 bedden en natuurlijk nog wat loopruimte. Voor Bert was deze groot genoeg, maar ik lag er een beetje krap bij. Het ging al beter toen ik m’n knieën optrok.
Dag 3
Bert is blijkbaar iemand die graag vroeg opstaat om nog voor het ontbijt even een wandeling te maken. Ik werd wakker van zijn wakker worden en besloot om met hem mee te gaan. Vlak achter het hotel lag een park. We hadden de vakantie blijkbaar allemaal uitgekozen om dezelfde reden; we zaten precies aan het begin van hetkersenbloesem seizoen. Het park stond helemaal vol met bomen die prachtige roze bloemen hadden. Een fantastisch gezicht. Dat mijn eerste reis naar Japan al zo mooi was, had ik niet eerder durven dromen.
Na het ontbijt hebben we met de hele groep een stadswandeling gemaakt. Vanaf het hotel was het zo’n 10 minuten lopen naar het centrum. Een aantal mensen moesten pinnen, dus gingen we eerst naar het postkantoor. Wat een aparte pinautomaat! In plaats van zo’n klein geval dat we in Nederland gewend zijn, is het hier echt een apparaat met een belachelijke hoeveelheid indrukknoppen. Pinnen was hier voor ons dus al een hele bizarre ervaring.
Vlakbij het postkantoor lag een kruispunt en op dat kruispunt waren trappen naar beneden te vinden. We zijn daar naar beneden gegaan en ontdekten daar een hele andere wereld, Tenjin Chikagai genaamd. Men had gewoon een winkelcentrum onder de grond, met een metrostation daar aan vast. Het zijn twee straten van beide ongeveer 400 meter lang en op dat moment liepen er niet zo bijster veel mensen. Het was namelijk geen weekend en dan zijn alle Japanners voornamelijk op het werk. Het zijn voornamelijk kledingwinkels die hier te vinden zijn.
Weer boven gekomen zijn we richting het Inter Mediair Station (IMS) gelopen. Vlakbij de ingang stond een voor ons Westerlingen vreemd apparaat. Onze reisbegeleider Jan vertelde dat het een brillenschoonmaker was. We mochten de proef op de som nemen en ik deed mijn bril in een van de bakjes gevolgd door een druk op een knop. Het water in het bakje begon te koken en ik kon alleen maar half (m’n bril lag in dat bakje) toekijken hoe mijn bril aan het koken was… Toen hij klaar was, moest ik hem in een bakje met koud water leggen, waar hij (gek genoeg) weer afkoelde. Helemaal fantastisch was het toen ik hem met de hand moest droog maken. Mijn bril was nog nooit zo schoon geweest! Vervolgens gingen we naar binnen. Het IMS is een 15 verdiepingen tellend gebouw, waarvan 2 ondergronds. Het is, voor zover ik het heb kunnen opmaken, een winkelcentrum op zich. Ook hier was het voornamelijk kleding dat verkocht werd. De liften zagen er echter zeer futuristisch uit van een beetje een cilinder vorm en boven- en onderop een puntige kegel, om maar even in wiskundige termen te praten.
Na een kleine drie kwartier in het IMS gingen we naar het volgende gebouw, genaamd Acros Fukuoka. Dit is o.a. een groot evenementengebouw en heeft van buiten een zeer aparte vorm, namelijk dat van een trap. Toen we weer aan de andere kant van het gebouw naar buiten gingen, stuitten we op een Japans bruidspaar. Het mooie was dat ze in traditionele Japanse kledij rondliepen en foto’s lieten maken. We mochten met de hele groep op de foto.
De groep was voor de rest van de dag op zichzelf aangewezen. De formule van Koning Aap is altijd zo geweest dat je het avontuur zelf te lijf moet gaan. Jan (reisbegeleider) had een aantal dingen doorgegeven die we konden bezoeken en wat allemaal de moeite waard was. Ik ben met een aantal mensen, waaronder Bert, een aantal van deze plekken af gegaan. Zo zijn we onder andere richting de Hakata Riverain gegaan. Persoonlijk heb ik geen idee wat voor soort zaak dit is, maar er schijnt een Robosquare te zijn geweest. Wij hebben hem echter niet kunnen vinden.
Hierna zijn we doorgelopen naar de Shofukuji-tempel. Deze tempel wordt beschouwd als Japans eerste zen-tempel. Het gebouw zelf zag er nog aardig uit, maar was wel beschut tegen het weer. Het gebouw zelf komt uit 1195 en heeft dus al heel wat te verduren gehad qua weersomstandigheden en zelfs branden. De tuin die eromheen ligt, lag er goed bij het in het mooie zonnetje en in de vijvers zaten schildpadden en een klein aantal koikarpers.
Vandaar uit zijn we naar de Rakusuien tuin gelopen. Het voelde als een rot eind lopen, maar dat kwam waarschijnlijk omdat we de weg niet precies wisten. Wat normaal gesproken 10 minuten lopen is, deden we nu ongeveer een half uur over… en dat was geen pretje in de warme lentezon! We hadden bij de Rakusuien tuin afgesproken met een aantal andere van de groep en de reisbegeleider, zodat we een heuse theeceremonie konden bijwonen. Als je het ziet, had je nooit gedacht dat er zoveel achter schuil hield. Toen we vertrokken, bleek dat er ook hier een bruidspaar rondliep. Dit was een jonger stel dat net getrouwd was, maar had geen traditionele kledij aan. Wel waren ze typisch Japans gekleed.
Vervolgens zijn we richting Canal City gelopen. Canal City is eigenlijk een groot warenhuis, een beetje vergelijkbaar met onze Bijenkorf. Uiteraard is hier van alles en nog wat te koop, waaronder kleding, sieraden, muziek en films. Er was zelfs een kleine open ruimte voor openlucht theater en muziekoptredens.
Na dit alles zijn we even met de metro terug naar het hotel gegaan. Gelukkig hebben ze het metrosysteem zo makkelijk en toegankelijk gemaakt, dat iedereen het binnen de kortste keren snapt. Als je een station binnen stapt, loop je op een soort van ticketverkoop af. Hierop kan je op een groot bord lezen naar welk station je zou moeten en wat de prijs is om naar dat station te komen. Vervolgens betaal je dus voor zo’n kaartje van de genoemde prijs en loop je door het poortje heen. Wanneer je er doorheen gaat, moet je je kaartje in het poortje stoppen, welke vervolgens aan de andere kant weer naar boven komt met een gaatje erin. Je loopt door, tot je daadwerkelijk op het perron staat. De rails zijn afgeschermd door poorten, welke op bepaalde plekken ook deuren hebben. Wanneer de metro aankomt, staat dezeprecies stil bij alle deuren. De deuren van de metro en die in de poorten gaan dan tegelijk open en je kan instappen. De metro zelf heeft dezelfde lengte als het hele perron lang is. Wanneer je bent aangekomen en weer bij de poortjes staat om “uit te checken”, stop je je kaartje weer in het apparaat en loopt door. Deze keer ben je je kaartje echter kwijt en zou je een nieuw kaartje moeten kopen om weer met de metro te kunnen.
‘s Avonds zijn we de stad in getrokken om wat te gaan eten, ook weer op aanraden van Jan. Het leek er wel een uitverkoop. Allerlei kraampjes (“yatai” genaamd) waar je kon eten waren neergezet en bij een heleboel zaten al mensen. Vooral in de buurt van het water was het populair. Het duurde dan ook even voordat we zelf aan konden schuiven, maar we vonden het wel heel bijzonder om het op deze manier mee te maken. Fukuoka zelf ligt er ‘s avonds ook mooi bij. Veel gebouwen zijn verlicht met diverse kleuren.
Na het eten hebben we nog een kleine rondwandeling gemaakt in en om Ohori Park, het park wat achter zich achter het hotel bevindt. Ook hier weer bijzondere taferelen die we in Nederland eigenlijk niet kennen. Men deed hier aan “Hanami”. Hanami is eigenlijk niets anders dan het bekijken van bloemen, maar men doet het vooral tijdens het sakura-seizoen. Mensen die hanami willen beoefenen houden de berichten die het weerstation geeft nauwlettend in de gaten, omdat de sakura slechts 2 tot 3 weken blijft. Wij vielen met deze reis blijkbaar met onze neus in de boter en hebben niet eens de berichten gevolgd. Tegenwoordig gaat het “kersenbloesem kijken” gepaard met een soort van picknick met vrienden en familie. We werden in het voorbij lopen niet eens raar aangekeken, waarschijnlijk omdat ze wisten dat ze zelf nog vreemder aan het doen waren. Althans, in onze ogen. Midden in Ohori Park liggen de ruïnes van het voormalige Fukuoka-kasteel. Hier en daar was nog een muur te zien, maar omdat de natuur met de jaren uiteraard groeide, was er niet veel meer zichtbaar. Als je het pad volgt, kom je nog wel bij een uitkijkpost terecht, vanwaar je de hele stad kan over zien.
Dag 4
Omdat we een aardige lange reis voor de boeg hadden, vertrokken we in alle vroegte richting Nagasaki. De trip duurt echter langer dan normaal, omdat we langs de kust zouden rijden en vervolgens via 2 dorpjes uiteindelijk in Nagasaki aan zouden komen.
We hebben eerst met de bus, bestuurd door een chauffeur die ons werd voorgesteld als zijnde Kondo-san, een stukje richting Fukuoka Tower gereden, waar we echter niet stopten, maar verder gingen over de snelweg. In dit geval, als je snelweg naar het Engelse highway vertaald, zou het meer kloppen, omdat deze snelweg zich op ongeveer 50 à 100 meter boven de stad bevond.
We reden richting het plaatsje Karatsu, waar we vlak voor het betreden van het dorp uit de bus werden gezet voor een strandwandeling. De bus reed verder en wij liepen langs het strand op weg naar het in de verte zichtbare kasteel van Karatsu. Na een wandeling van ergens tussen een half uur en drie kwartier, die overigens moesten doen in de regen, kwamen we bij het kasteel aan. Niemand had echter gezegd dat we nu nog naar boven moesten, om het ook daadwerkelijk te kunnen bezoeken. Vijf minuten traplopen is dan wel vermoeiend. Het was echter niet het kasteel wat de mensen hier aan trok, omdat je daar niet naar binnen mocht. Het was de fantastische tuin, met veel sakura-bomen, en het geweldige uitzicht waar men het voor deed. Er was ook een toilet gebouw, maar voor mij was het de tuin en het uitzicht dat het hem deden. Na het maken van foto’s en de trappen weer naar beneden te hebben genomen, gingen we met de bus verder naar het volgende plaatsje.
Dat was het plaatsje Okawachiyama, wat vrij ver afgezonderd ligt van andere dorpen en steden. Het dorp zelf staat voornamelijk bekend om zijn grote hoeveelheid keramiek. Elk winkeltje dat je hier aan treft verkoopt keramiek en zo goed als alles heeft zo’n overbekende Delfts blauwe kleur. Mogelijk doordat Nederland en Japan bijna 400 jaar handelsbetrekkingen met elkaar hebben.
Na Okawachiyama zijn we doorgereden naar Nagasaki. Omdat we in de file terecht stonden, kwamen we later aan dan verwacht bij het hotel. Het was toen ook al donker. Nadat de kamers waren verdeeld, gingen we met z’n allen eten in een nabij gelegen restaurant waar Jan voor de hele groep tafels had gereserveerd. Het hotel in Nagasaki waar we in verbleven heet een ryokan. Een ryokan is een hotel of herberg waar je op de traditionele manier kon slapen. De traditionele manier is eigenlijk niet minder dan slapen op een twee- of drietal futons waar dan weer een lekker warm deken overheen ligt. Het ligt heerlijk; althans, als je het mij vraagt.
Dag 5
Na een nacht heerlijk te hebben geslapen in m’n futonbed, kwamen we helaas tot de conclusie dat het buiten regende. Bert en ik liepen naar de gezamenlijke hal voor het ontbijt. Mama-san was daar al bezig met het dekken van de tafels. Mama-san is zeg maar de huisvrouw van de ryokan. Jan noemt haar blijkbaar altijd Mama-san en wij hebben dat allemaal maar gewoon overgenomen. Het ontbijt bestond uit sla, soep, toast, jam, koffie en thee. Niet in die volgorde uiteraard.
Nadat we hadden ontbeten, zijn we met z’n allen een korte stadswandeling gemaakt. Helemaal droog was het nog niet, maar motregen zijn wij als Nederlanders natuurlijk wel gewend. Wat het eerste opviel was dat de bekabeling hier boven de grond verloopt. In Japan heeft dat natuurlijk als reden de aardbevingen. Het is dan gewoon makkelijker om niet steeds een gat in de grond te hoeven maken. Wat ook opviel was de grote hoeveelheid blikjesautomaten. Deze waren er in Fukuoka ook wel, maar in Nagasaki zijn dat er toch behoorlijk wat meer. Toen we op een gegeven moment door een steegje heen liepen richting de lokale Chinatown, zagen we arenden vliegen. Arenden? Midden in de stad? Je komt hier ook echt de meest vreemde dingen tegen. De lokale Chinatown was niet zo bijzonder en deed daarom niet onder aan de Chinatown in Amsterdam.
In het voorbij lopen vielen ze al een beetje op, maar men heeft hier ook bijzondere parkeergarages. Wij gooien ze onder de grond, zij maken er een flatgebouw met ingebouwd carrousel-systeem van. Het is vrij simpel. Je zet je auto voor de ingang en wacht tot de deur opengaat. Wanneer deze opengaat, rij je je auto naar binnen, stap je uit en loopt naar de voorkant waar zich allerlei knopjes bevinden. Je drukt op de knop waarop is aangegeven dat je auto is geparkeerd en de deur sluit. Je auto staat nu in een carrousel en het systeem zoekt een lege parkeerplaats, mocht de volgende auto alweer wachten. Ik gok dat er ergens op die liften nummers staan, anders kan je nooit de juiste auto uit het systeem krijgen.
Geheel conform formule werden we “losgelaten” in de regen. We zijn daarom een klein winkelcentrum in gegaan, wachtend tot de regen minder was geworden. We namen meteen de kans om allemaal een paraplu te kopen. Vanuit het winkelcentrum zijn we naar de dichtstbijzijnde tramhalte gelopen om daar te wachten op de tram richting het atoombommuseum. Het tramsysteem is hier minder ingewikkeld dan thuis. Je betaalt gewoon ¥ 200 (Japanse yen) voor de rit en het maakt dan niet uit bij welke halte je uitstapt. Althans, zo was dat hier het geval.
Even later stapten we uit bij het atoombommuseum. Hier vlakbij lag het Hypocenterplein. Men had een soort van naald geplaatst op de plek waar, 500 meter hoger, de atoombom van Nagasaki op 9 augustus 1945 ontplofte. Er hingen allerlei vredesslingers, gemaakt door kinderen. Heel klein friemelwerk. Het museum zelf was zeer ingrijpend. Je mocht er geen foto’s maken, wat niet zo gek was en gelukkig iedereen die er kwam respecteerde. Binnenin konden filmpjes bekeken worden, waar in ieder geval ik het niet droog van hield. Het moet echt verschrikkelijk zijn geweest. Er lagen allerlei voorwerpen die het wonder boven wonder hadden overleeft. Men had zelfs een replica van Fat Man, de bom. nagemaakt, uiteraard van plastic en zonder uranium.
Op een paar honderd meter loopafstand vanaf het atoombommuseum ligt het Vredespark. Echter voordat we het park betraden, liepen we langs een winkeltje om wat eten te kopen. De meesten van ons kochten een bentou, wat zich het beste laat omschrijven als een lunchbox. Deze namen we vervolgens mee het park in om daar bij een fontein op te eten. En dat beviel zeker. Verderop in het park stond een groot blauw standbeeld. We wilden echter nog naar de andere kant van de stad om Glover Garden te bezichtigen en hebben het daarom gelaten voor wat het is.
Eenmaal aan de andere kant van de stad aangekomen, hebben we eerst een kleine blik in Dejima geworpen. Dejima was het in Nagasaki gevestigde handelspost van de Nederlanders met de Japanners. In die periode was Nederland het enige land ter wereld dat handel mocht voeren met de Japanners en men heeft het na de atoombom volledig opnieuw opgebouwd.
Na Dejima zijn we doorgelopen richting Glover Garden. Wij wisten echter niet precies waar het lag en blijkbaar zijn we er zo ver voorbij gelopen, dat we opeens boven op een berg stonden. Van hier had je wel een geweldig uitzicht over de hele stad, wat zich prima leende voor een mooie panorama-foto. Een stukje van het uitkijkpunt verwijderd was een basketbalveld te vinden, waar een man in zijn eentje aan het poloën was. Niet gek voor deze hoogte. Na een klein half uurtje zijn we weer teruggelopen naar Glover Garden. Glover Garden is een tuin die door Japan is aangelegd ter ere van Thomas Blake Glover, een Schotse ondernemer die heeft bijgedragen aan de modernisatie van Japan. De tuin lag er mooi bij in het zonnetje.
Na Glover Garden zijn we weer teruggegaan naar onze ryokan en hebben daar genoten van een traditioneel Japans bad, genaamd een onsen. Een onsen is een bad gevuld met water uit een geiser. In Japan kan dat natuurlijk, omdat het zo’n enorm vulkanisch land is. Als je er binnen stapt, is het de bedoeling dat je je eerst in een aparte kamer uitkleed en je kleren in een mandje legt. Je stapt vervolgens door een deur en komt in het badgedeelte terecht. Hier dien je je eerst te wassen, voordat je in het bad zelf stapt. Pas wanneer je helemaal schoon bent, mag je het bad in om verder te relaxen.
Dag 6
Ik begon de dag met wederom een westers ontbijt. Ditmaal hield dat in dat we yoghurt met vruchtjes, soep, koffie, thee en toast met jam kregen. Vandaag was onze eerste vrije dag. Kortom, we mochten zelf op pad gaan in Nagasaki. Voor wie het leuk vond, was er een optionele excursie mogelijk, namelijk die naar Huis ten Bosch. Ik had echter het gevoel alsof ik nog niet alles van Nagasaki had gezien en besloot daarom in de stad achter te blijven. Bovendien had ik nog niet echt heimwee naar Nederland, dus om zo vroeg in de vakantie alweer Nederlanders te ontmoeten, op de reisgenoten na natuurlijk, ging me een beetje te ver.
Na het ontbijt zijn we naar aanleiding van wat Jan had doorgegeven als bezienswaardigheden en met behulp van de reisgids op pad gegaan. Niet ver van onze ryokan lag een straat met een rivier. Over deze rivier liepen allerlei bruggen. Een van deze bruggen wordt de Brilbrug of in het Japans Megane-bashi genoemd. De brug bestaat uit 2 bogen, die, wanneer ze weerspiegelen in het water, een bril doen lijken. Helaas stond het water laag toen wij er waren, dus liepen we er bijna voorbij. Een bril was er nog net uit op te maken, maar dat was niet zonder moeite.
Terwijl we verder liepen naar onze volgende bezoekplaats, kwamen we een typisch Japans hondje tegen, namelijk een Shiba-inu. Inu betekent hond in het Japans en shiba betekent klein. Een leuk hondje, als je het mij vraagt. Ik heb hem op de foto gezet, wat zowel hij als zijn baasje niet erg leken te vinden.
Een stukje verderop in een praktisch doodlopende straat liepen we tegen de eerste tempels op, de Kofukuji. Normaal zou je als tempel verwachten, denk ik dan, omdat dat in Thailand voornamelijk ook zo was, een groot gebouw met allerlei kamers. Dit was volledig anders. Het merendeel was zelfs gewoon in de openlucht. De zon scheen lekker en er stonden bankjes die we benut hebben om het er gewoon even lekker van te nemen. De tempel lag er hierdoor ook geweldig bij en ik moet zeggen dat men het gras goed kort houdt. Net als de Kofukuji is de Sofukuji onderdeel van een Chinese tempelrij. De afstand tussen deze twee tempels is in ongeveer 800 meter, maar in die 800 meter kom je nog meer dingen tegen. Zo onder andere een aantal andere tempels. Deze zagen er van buiten echter minder uit, al hebben we er toch een paar bekeken. Vanuit eentje kon je doorlopen naar een kerkhof. Hier leerden we kennismaken met de manier waarop mensen in Japan begraven worden – in een familiegraf. Het heeft wel wat als je het mij vraagt. Het komt heel eervol over. De Sofukuji zelf was ook minder dan de Kofukuji, al is deze laatste toch minder belangrijk. Niet onbelangrijk, maar minder. Mogelijk dat de zon beter zijn best deed bij de Kofukuji dan bij de Sofukuji.
Vlakbij de Sofukuji hebben we heerlijk geluncht. Het was in een klein tentje praktisch tegenover de ingang van de Sofukuji. Het bestelde eten werd op een dienblad geserveerd, met daarop miso-soep, een kommetje rijst en het hoofdgerecht. Ik had voor vlees gekozen, dat geserveerd werd op hetzelfde dienblad. Men heeft hiervoor een apart onderblad gebruikt, met daarop dan weer een verwarmde stenen plaat. Hierdoor bleef het langer warm en smaakte het langer zeer goed.
Na de lunch zijn we nog naar het Heiligdom van de 26 Martelaren gegaan. Het bouwwerk lijkt een beetje op dat van Gaudi in Barcalona, alleen is deze wel af. Het bouwwerk ligt aan een grote open vlakte en een stukje berg opwaarts. Ik kreeg echter het gevoel dat we er met veel pijn en moeite zijn gekomen en al helemaal niet op een manier waarop elk ander mens dat zou doen.
We zijn vervolgens met de tram terug naar de ryokan gegaan. Hiervoor moet je dan in het midden van de straat zien te komen. Men maakt hier vrijwel geen gebruik van zebrapaden zoals wij die gewend zijn, maar over het algemeen bouwt men een brug met trappen. Op die manier kan men veilig zonder wachten bij de tramhalten komen. Het zorgt natuurlijk wel voor minder verkeersongevallen tussen auto’s en voetgangers die even snel nog de op-het-punt-van-vertrek-staande tram te halen. Neemt echter niet weg dat het aantal ongevallen die gebeuren om dezelfde reden, alleen van mensen die van trappen af vallen, waarschijnlijk wel zijn gestegen.
Dag 7
Onze reis vervolgde zich vandaag uit Nagasaki naar onze volgende bestemming ergens in de vulkaan Aso. Kan er niets aan doen, zo heet die vulkaan nou eenmaal.
Vanuit Nagasaki zijn we met onze bus naar de vulkaan Unzen gereden. De Unzen ligt op het schiereiland Shimabara. De vulkaan zelf is ongeveer 1500 meter hoog, maar wij zijn op slechts 700 meter hoogte geweest. Hier liggen namelijk zogenaamde Hellen, in het Japans Jigoku. Doordat het water van deze Hellen ondergronds worden opgewarmd door de lava, worden deze zeer heet en kunnen er eieren in een mum van tijd klaar zijn. Het hele park stinkt echter ook enorm naar de zwavel, al wen je er waarschijnlijk na een bepaalde tijd aan. Wij waren er echter alleen op doorreis.
Na een klein uurtje kwamen we aan in Shimabara. Vanuit dit havenstadje zouden we op een ferry de baai oversteken. Deze ferry zou er ongeveer 2 uur over doen, dus we konden lekker van het zonnetje genieten en nog meer tot rust komen dan we al hadden gedaan. Tijdens het overtochtje vlogen er meeuwen langs, die ons een hele tijd bleven volgen. Waarschijnlijk omdat Jan ze met brood aan het lokken was. Het kostte wat moeite om er eentje goed met brood op de foto te krijgen, maar het is gelukt. Dank u, camera met sportstand!
De ferry bracht ons naar Kumamoto aan de andere kant van de baai. In de reisgids las ik dat er in zowel Shimabara als Kumamoto mooie kastelen te bewonderen waren, maar wij zijn daar niet naar toe geweest. Wel zijn we in Kumamoto naar de Suizenji-tuin geweest. Dit is een tuin die 53 haltes van een oude snelweg moet representeren. Wij zagen het er uiteraard niet in, maar de tuin zelf was wel heel mooi om te zien.
Na 2 uur rijden kwamen we aan bij de vulkaan Aso. Aso heeft ‘s werelds grootste komvormige krater met een totale omtrek van ongeveer 130 kilometer. Niet veel later kwamen we bij ons hotel aan en zijn we eerst met een groep de lokale onsen in gegaan. Mannen en vrouwen apart uiteraard. Na hier flink van te hebben genoten zijn we met de bus naar een restaurant gereden in het plaatsje Uchinoko, alwaar wederom van een onsen genoten kon worden. Ik vond, samen met een aantal andere, 1x per dag wel voldoende en we hebben daarom ook heerlijk van het eten genoten.
Dag 8
We hebben een Japans ontbijt gehad. Deze bestond uit een aantal dingen, waaronder nattou en umeboshi. Nattou is eigenlijk niet meer dan gefermenteerde bonen en umeboshi zijn gedroogde pruimen. Beide wilde ik wel eens proberen, maar beide vielen me eigenlijk niet zo in de smaak. De nattou heb ik zelfs laten staan; dat kreeg ik gewoon niet weg.
Na het ontbijt zijn we doorgereden naar een van de toppen van de Aso-vulkaan. Deze top heet Nakadake. Dit is een van de vijf toppen van Aso en is als enige nog actief. Met de kabelbaan waren we omhoog gegaan, maar deze ging niet terug. We moesten in de hitte, die ondanks de hoogte en wind aardig hoog was, terug lopen naar een bezoekerscentrum, wat ongeveer een half uur lopen was. Hier hebben we nog een kleine tour gedaan in een klein interactief museum in dit bezoekerscentrum.
Een kleine 2 uur later waren we aangekomen in Kurokawa, waar geluncht werd en er een bad genomen kon worden in het plaatselijke buitenbad en in een nabij gelegen grot. Tijdens de lunch heb ik heerlijk genoten van yakisoba. Dit is werkelijk een heerlijk gerecht, bestaande uit vlees, kool, wortel, ui, paprika, taugé en noedels. Werkelijk heerlijk.
Na wederom een busrit van ongeveer 2 uur kwamen we aan in het dorpje Yufuin. We hebben hier het Kinrin-meer bekeken. Een raar gezicht was dat in het hele meer kleine visjes vrijwel continu opsprongen. Vanaf hier was het nog ongeveer 1 uurtje rijden voordat we in Beppu aan kwamen, waar we zouden overnachten. Het hotel bevindt zich dicht bij het treinstation op ongeveer 500 meter lopen. In de buurt van het station, voornamelijk aan de west-kant, waren plekjes om te eten. Samen met Bert hadden we een plekje gekozen, waar later bleek dat de chauffeur van de bus ook plaats had genomen. Het was wel grappig. Ondanks de taalbarrière werd er een beetje een gesprek gevoerd. Met de paar woordjes Japans die ik kende, kon ik gelukkig wel duidelijk maken dat het me enorm smaakte. De chauffeur had zijn eten op, heeft vervolgens afgerekend en liep weer terug naar het hotel. Hij zou de volgende dag weer vroeg op moeten staan om de bus op tijd bij het hotel te krijgen. Sommige hadden gekozen om nog een zandbad te nemen, anderen, zoals ik, besloten om nog een beetje door Beppu te lopen en daarna lekker naar bed te gaan.
Dag 9
De dag begon, zoals elke andere dag, met het ontbijt. Deze werd echter opgevolgd door de hoofdattractie van Beppu, de Kokende Hellen of in het Japans Jigoku. Er zijn negen van deze hellen in totaal en allemaal hebben ze gek genoeg een andere kleur. De meest bekendste is de Umi Jigoku of Oceaan Hel. Deze is, zoals de naam al doet vermoeden, helemaal blauw. De stoom komt rechtstreeks uit de aardkorst en stinkt ook enorm naar zwavel als je er door heen loopt. Vlakbij gelegen bevindt zich de Bloedvijver Hel, ook wel Chi-no-Ike Jigoku, welke geheel rood is gekleurd. Er worden mandjes met eieren verkocht die in de Hellen zijn gekookt. Meer Hellen hebben we niet bezocht, omdat we een ferry te halen hadden naar het volgende eiland.
Op ongeveer een uur rijden ligt het plaatsje Usuki. Hier bevinden zich Seki Butsu, stenen boeddha’s. Er staan er ruim 60 en gek genoeg weet niemand waarom ze er zijn, wie opdracht heeft gegeven ze te maken of wie ze heeft gemaakt. Verder is het een groot afgelegen gebied waar ze te vinden zijn. Dit alles bij elkaar maakt de plek dus vrij mysterieus.
Rond half 1 zaten we op de ferry naar het volgende eiland, Shikoku. De zon scheen, de wind waaide zacht; heerlijk weer dus. De tocht duurde ongeveer 2,5 uur, maar na een half uur heb je de hele ferry wel zo’n beetje gezien. Gelukkig was er nog wat ruimte, dus heb ik daar nog even geslapen. Toen ik weer wakker werd, waren we bezig met aanmeren in het plaatsje Misaki. We kregen hier ook een andere chauffeur. Bij navraag aan Jan bleek dat we op elk eiland een andere chauffeur zouden krijgen, omdat Japan zo groot is.
Na een tijdje rijden stopten we nabij een museum. Hier werd even gepauzeerd en dit was blijkbaar een museum over kernenergie. We kregen een 3D filmpje te zien van ongeveer 10 minuten, waarin ons in het Japans met Engelse ondertiteling werd verteld hoe alles werkte. In totaal duurde het ongeveer een half uur voordat we weer verder reden.
Twee uur later waren we aangekomen in Matsuyama, de enige plaats waar we zouden verblijven op dit eiland. Omdat het al tegen het donker aan liep, had Jan in de bus al gevraagd of mensen het leuk vonden om met z’n allen Shabu-shabu te gaan eten. Bij Shabu-shabu krijgt de hele tafel een aantal borden met vlees erop. Tevens werd er een grote hete pan water voor ons neus gezet en een aantal borden met groenten. De bedoeling is dat je eerst wat smaak creeërt, alvorens je met het vlees aan de gang ging. De term “Shabu-shabu” komt vervolgens van het geluid van het vlees wanneer je het door het water heen haalt. Omdat de lapjes erg dun zijn, is het snel gaar en kan je het dus snel opeten. Het smaakte mij persoonlijk zeer goed.
Tegenover het restaurant was nog een pachinko-hal te vinden. Pachinko is een soort van verticale arcadekast, waar je enkel de initiële snelheid van de balletjes beheerst. Het enige wat je dan nog te wachten staat, is hopen dat het balletje door een grote hoeveelheid uitstekende pennetjes in een vakje valt, waardoor je meer balletjes krijgt. Sommige mensen die in de hal aanwezig waren, hadden werkelijk een belachelijke hoeveelheid ballen verworven. Deze kon men uiteindelijk dan weer inwisselen voor prijzen, omdat gokken voor geld in Japan bij wet is verboden. Men ruilt de prijs dan om de hoek van de hal echter in voor geld.
Dag 10
Een optionele excursie naar Uchiko stond voor velen vandaag op het programma. Niet voor mij. Het was voor mij broodnodig om mijn vuile kleding te wassen. Bovendien regende het in de ochtend. Gelukkig zat er naast het hotel een wasserette waar ik terecht kon. Ik kende verhalen dat mensen was kwijt zouden raken als ze het door het hotel lieten wassen. Nog weinig van gehoord hier in Japan, maar toch durfde ik het niet aan. Terwijl de trommel aan het draaien is, heb ik me kostelijk vermaakt met dikke boeken vol met manga. Het lezen ging niet helemaal, aangezien het toch allemaal in het Japans is, maar de plaatjes spraken gelukkig al boekdelen. Het kostte mij de hele ochtend, na te hebben uitgeslapen natuurlijk, en een groot deel van de middag om alles schoon te wassen. Er stonden wel meerdere trommels, maar die waren ook allemaal in gebruik. Mensen laten het ook gewoon rustig draaien zonder zelf aanwezig te zijn. De rest van de middag heb ik lekker gerelaxt en weinig gedaan.
Na het avondmaal, toen de groep ook weer terug was gekomen, zijn we nog met de lokale tram richting een schijnbaar beroemde warmwaterbron, genaamd de Dogo Onsen. Het badhuis dateert uit de 19e eeuw, al zou je dat niet zeggen. Het interieur oogt nog wel authentiek, maar als je uiteindelijk in het bad zelf terecht komt, kijk je je ogen uit. Ik kreeg de indruk dat het onlangs gerestaureerd was. Op internet kon ik dit plaatje vinden van het interieur.
Dag 11
Vandaag wederom regen, in ieder geval in de ochtend. We hadden een trip van bijna 170 kilometer voor de boeg. Het begin van de trip bracht ons naar Imabari, waar we het Itoyama Park hebben bezocht. Het was niet zo bijzonder, slechts een klein parkje met een gebouw waar dan wel weer wat bijzonders verteld werd. Het was namelijk een soort van museum over hoe de bruggen over de Japanse binnenzee waren gemaakt met filmpjes en schaalmodellen. Blijkbaar heb ik toch iets bouwkundigs van m’n vader geërfd, want dit vond ik wel een leuk mini museum.
De bruggen waar we over heen reden, waarvan we dus het een en ander in het museum hadden gezien, heten gezamenlijk de Shimanami-highway. Dit is een snelweg die, door de bruggen, over diverse eilanden loopt en daarmee de hoofdeilanden Shikoku en Honshu met elkaar verbindt.
Aan het andere eind van de Shimanami-highway ligt Onomichi, wat onze volgende stop betekende. Onomichi is een klein vissersdorpje gelegen aan de Japanse binnenzee. Hier bevindt zich het Senkoji Park. Het park ligt er fantastisch bij in de nog altijd aanwezige kersenbloesem. Wat wel lastig was, was de steile helling die bewandeld moest worden. Doordat het geregend had, was het nogal glad en je moest dus erg uitkijken waar je liep. Voor zover bekend is er niemand onderuit gegaan.
De volgende stop was in Tomonoura. Dit ligt op ongeveer 1 uur rijden vanaf Onomichi. Tomonoura is ook een klein vissersdorpje. Het weer was opgeklaard, dus je kon er even lekker de benen strekken. Best een mooi dorpje met op ongeveer 50 meter van de kust een klein eilandje met een mini-tempeltje. Verder was er niet veel te beleven.
Wederom een uur later kwamen we aan in de stad Kurashiki. Hier zouden we weer blijven slapen. Terwijl we nog naar het hotel reden, riep Jan opeens door de microfoon dat we voorbij een sushibar reden. De meesten besloten om hier ‘s avonds ook te gaan eten. Men heeft hier lopende band sushi! De sushi wordt hier achter een muur klaargemaakt en vervolgens op een lopende band gelegd. Deze zorgt er vervolgens voor dat de sushi door het hele restaurant wordt geloodst. Je wordt achteraf afgerekend op het soort bordje dat er voor je neus staat. Uiteraard mag je meer dan 1 stukje pakken, dus er staat meestal een hele stapel tegen de tijd dat je klaar bent met eten. Ondanks dat ik niet van vis hou, heb ik wel wat stukjes geprobeerd. Ik ben echter nog niet van m’n geloof af.
Na het eten zijn we nog even door de donkere straten van Kurashiki gelopen, richting de Bikan-wijk. In de Bikan-wijk staan allemaal gebouwen van ruim 200 jaar oud. Deze zijn tegenwoordig vrijwel allemaal gevuld met musea, restaurants, herbergen en stijlvolle winkels. Dat maakte het echter niet druk. ‘s Avonds lagen vooral de bruggetjes over het water er mooi bij met sfeerverlichting gecreeërd door simpele straatverlichting en bomen. Deze hingen ook half over het water heen wat weer voor een boel mooie kiekjes zorgde.
Dag 12
Één van de reisgenoten is een oud collega van m’n vader geweest. Hij was samen met zijn vrouw naar Japan, omdat vooral zij flink aangetrokken was door Zen, een vorm van boeddhisme. Zij hadden tijdens de busrit van gisteren het idee geopperd om vanuit Kurashiki met de trein en de ferry naar het kunst-eiland Naoshima te gaan. Ik had het idee dat Kurashiki niet zo bijzonder zou zijn, dus besloot ik om mee te gaan. Ook Jan ging mee, omdat hij er nog niet eerder was geweest. We stapten met z’n vieren in Kurashiki op de trein naar Okayama. Hier stapten na 45 minuten over op een andere trein richting Uno, wat ook weer ongeveer een half uurtje duurde. Als laatste stapten we in Uno op de ferry naar Naoshima, een tochtje van ongeveer 45 minuten. Twee uur nodig om er te komen. Het weer was goed, wat mooi uitkwam, omdat op Naoshima het de bedoeling was dat we met de fiets moesten. Zo fietsten we het eiland over en kwamen van alles en nog wat tegen.
We hebben onderweg naar het Art House Project diverse dingen gezien, zoals een gekleurde olifant die dan ook weer als glijbaan gebruikt wordt. Het Art House Project bestaat uit een aantal kunstwerken op levensgroot formaat. Wij hebben er in totaal drie bekeken. Zo staat eentje bekend onder de naam Kadoya. Dit was een huis met een aantal dingen erin, waarvan de grootste een binnenshuize vijver. In deze vijver lagen allemaal apparaten die elk een ander digitaal cijfer weergeven. Best grappig, omdat het een combinatie is van iets ouds – het huis – met iets nieuws – de digitale cijfers.
Een ander onderdeel waar we zijn geweest was de Go’o Shrine. Dit bestaat uit een houten tempeltje die betreden zou kunnen worden middels een glazen trap. Deze trap gaat echter onder de grond door. De schrijn boven de grond en het gedeelte onder de grond symboliseert het verenigen van hemel en aarde. Het kunstwerk zelf sprak mij wel aan, al heb ik geen idee waarom.
Als laatste onderdeel van het Art House Project hebben we een vrij nieuw gebouw gezien, luisterend naar de naam Minamidera. Hier kan men “de achterkant van de maan” zien. Wanneer je naar binnenloopt, is het pikkedonker. Naarmate je ogen beginnen te wennen, lijkt het net alsof de zon opkomt, omdat het steeds lichter wordt in de kamer. Een vernuftig stukje illusie.
We zijn doorgereden naar het Benesse House Oval. Er was niet veel te zien, geen andere bezoekers, slechts een schoonmaker. Het gebouw zelf was wel apart. In het midden ligt namelijk een vijver. Tijdens ons bezoek was het niet werkzaam, maar het schijnt dat er vanaf het dak water naar beneden zou vallen, de vijver in. Had men het aangezet, dan hadden we het waarschijnlijk bijzonderder gevonden.
Door al het gefiets en de diverse bezoeken was de tijd al aardig opgeschoten. We moesten nog een aardig stuk terug fietsen naar de ferry en de weg leidde ons naar over nogal wat bergen. Nam niet weg dat we ruim op tijd bij de ferry aanwezig waren. Jan was al eerder vertrokken en had waarschijnlijk een ferry eerder. Wij konden ons dus opmaken op een spannende reis terug naar Kurashiki. Toen de ferry aankwam in Uno, was het al aardig donker. We moesten nog een kwartiertje wachten, toen kwam de trein aan die ons terug naar Kurashiki zou brengen. ‘s Avonds kwamen we daar weer aan. Even snel ergens iets gegeten en vervolgens ons weer bij de groep aangesloten.
Met Bert ben ik toen nog een kleine wandeling gaan maken rondom het Tivoli Park in Kurashiki. Omdat het park al gesloten was, maar er nog wel van alles en nog wat verlicht was, leek dit wel een beetje op een plaatselijke Disneyland. Vroeg naar bed, want morgen zou het een lange dag worden volgens Jan.
Dag 13
Deze dag zou zich vullen met het bezoek aan twee plaatsen, Miyajima en Hiroshima. Omdat de rit met de bus ongeveer 2 uur over de snelweg bedraagt, vertrokken we al vroeg.
We begonnen op het eiland Miyajima. Dit eiland staat bekend om zijn uit zee oprijzende rode torii. Een torii is een poort die gerelateerd is aan het shintoïsme en aangeeft dat het hele eiland heilig is. Om bij het eiland te komen moesten we eerst naar Hiroshima rijden en wel bijna naar de andere kant van de stad, naar het Kyoteijo-mae Station. Hier stapten we op de ferry naar het eiland. In de verte kon je de torii al in het water zien staan. Bij aankomst in de terminal op Miyajima was het nog ongeveer 10 minuten lopen naar het Itsukushima-heiligdom, waar de torii zich bevind. Het heiligdom zelf staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Omdat iedereen echter eerst afstevende op de torii was het nogal druk, dus besloten we om eerst andere onderdelen van het heiligdom te gaan bezoeken. We begonnen bij een pagode van 5 verdiepingen. Een pagode is een boeddhistische tempel. Elke verdieping heeft een eigen dak. Tevens staat een pagode altijd vrij van andere gebouwen, zodat boeddhisten altijd om het gebouw heen kunnen lopen voor een ritueel. Met dat ritueel worden de relieken binnen geëerd. Niet veel verder stond een gebouw dat de naam Senjokaku draagt. Het exacte doel van dit gebouw bleef ons onbekend.
Doorlopend liepen we vrijwel tegen de schrijn aan die de naam aan het heiligdom geeft, de Itsukushima schrijn. Het gehele complex staat op palen, waardoor het bij hoog water lijkt alsof het drijft. We zagen tevens dat het, in vergelijking, weer wat rustiger was geworden, dus zijn we meteen doorgelopen naar de torii. Omdat de torii vrij groot is, noemt men hem ook wel O-torii. Het tij was echter net aan niet laag genoeg meer om de poort te kunnen bereiken, waar ik best een beetje van baalde.
Uiteindelijk zijn we nog naar een tempel gelopen genaamd Daisho-in tempel. Dit is de oudste tempel op het eiland en staat bekend in Japan om zijn kleuren die tijdens de herfst zichtbaar zijn. Gek genoeg was er hier en daar een golfplaat te zien, mogelijk doordat de tempel flink beschadigd was geraakt tijdens een overwaaiende tyfoon.
Dag was half voorbij en het was daarom een mooi moment om naar Hiroshima te gaan. Wat ga je bekijken als je in Hiroshima bent? Het Vredespark natuurlijk. Hiroshima werd op 6 augustus 1945 gebombardeerd met een atoombom. Deze ontplofte om 8.15 op een hoogte van ongeveer 580 meter boven de stad. Het dodental ligt op ongeveer 180.000. Een paar dagen later was Nagasaki aan de beurt. Zo goed als heel Hiroshima was weggevaagd in luttele seconden.
We stapten uit de bus en het eerste wat we zagen was een monument voor de Koreaanse slachtoffers van het bombardement. Het zag eruit als een reuzenschildpad met een paal op z’n rug. Even verderop lag de Gedachtenisheuvel. Deze heuvel bestaat behalve uit gras, ook uit het as van ruim 70.000 ongeïdentificeerde slachtoffers. Wederom in de buurt staat een Vredesbellen, waarvan er in totaal drie verspreid over het park staan. Het is toegestaan om deze zelf te luiden. Het laatste onderdeel van het noordelijke gedeelte van het park is het Kindervredesmonument, ook wel het Sadako-monument genaamd. Hieronder een stukje over Sadako.
Het verhaal van Sadako Sasaki
Bron: Wikipedia
Sadako Sasaki (geboren op 7 januari 1943) was een Japans meisje dat ten tijde van het afwerpen van de atoombom op Hiroshima 1,5 kilometer van het epicentrum woonde. Ze overleefde in eerste instantie de vuurzee na het tot ontsteking brengen van de atoombom op haar stad. Ze was toen pas 2 jaar oud. Toen Sasaki opgroeide was ze een sterk meisje en lang vergeleken met haar klasgenootjes. Ze was atletisch en had een enorme belangstelling voor hardlopen. Toen ze op 11-jarige leeftijd aan het oefenen was voor een belangrijke wedstrijd werd ze onwel. Artsen diagnosticeerden leukemie bij haar; deze ziekte liep zij op als gevolg van blootstelling aan de straling van de atoombom.
Een goede vriendin van Sasaki vertelde haar een Japanse legende dat iedereen die 1000 papieren origami kraanvogels vouwt een wens mag doen. Sasaki hoopte dat de goden haar een wens toe zouden staan en dat ze weer in staat zou zijn hardloopwedstrijden te doen. De mythevorming rond Sasaki is gegroeid doordat zij vele malen uitte en hoopte dat niet alleen zij, maar ook alle andere kindslachtoffers van de atoombom, een wens zouden mogen doen; ze bad vanuit haar ziekbed voor wereldvrede en het einde van al het lijden.
Sasaki bleef 14 maanden in het ziekenhuis en vouwde meer dan 1300 papieren kraanvogels tot ze op twaalfjarige leeftijd aan de gevolgen van leukemie overleed. De legendevorming rond Sasaki kreeg een melodramatische wending doordat het verhaal de wereld in geholpen werd dat ze ‘slechts’ 644 kraanvogels vouwen kon voor ze overleed en dat haar nadien vriendjes en vriendinnetjes de overige 356 vouwden. Men zou de 1000 kraanvogels met haar hebben meebegraven. Dit verhaal is echter niet waar.
Na Sasaki’s dood publiceerden haar schoolvriendjes een verzameling van haar brieven om geld op te halen voor alle kinderen die aan het afwerpen van de atoombom op Hiroshima leden. In 1958 is in het Vredespark in Hiroshima een beeldje van Sasaki onthuld waarbij zij een gouden kraanvogel vasthoudt. Aan de voet van het beeldje is een plaquette waarop (vertaald) staat: ‘Dit is onze Schreeuw. Dit is ons Gebed. Vrede op Aarde’.
Het park en vooral het beeld is een bedevaartsoord voor grote groepen schoolkinderen die hier massaal op geschiedenisles komen. Het is traditie geworden dat elke schoolklas die het Vredespark bezoekt 1000 kraanvogels vouwt en deze aan de hekken van het park bevestigt. Zo ontstaan grote kluwens papier in allerlei bonte kleuren.
Een ander beeldje van Sasaki staat in het Vredespark van Seattle en is een symbool geworden van de verschrikkingen van de atoomoorlog.
Door naar het zuidelijke deel van het park. Wanneer je de straat oversteekt van het noordelijke deel naar het zuidelijke deel kom je als eerste het Vredesvuur tegen. Dit vuur gaat pas uit wanneer alle nucleaire wapens ter wereld verdwenen zijn. Er praktisch naast staat de Cenotaaf. Het bevat alle namen van de slachtoffers van de atoombom en de inscriptie “Rust in vrede. We zullen de fout nooit meer maken”.
Het centrale deel van het park wordt gevormd door het Vredesmuseum. Net als in Nagasaki mochten er binnen geen foto’s gemaakt worden. Uit respect hielden we ons daar aan. Indrukwekkende dingen werden getoond, zoals een half gesmolten bronzen Boeddha en een schaduw van een ladder en een persoon op een muur; het enige wat nog van deze persoon over is. Verder liggen er in het museum diverse andere voorwerpen die gevonden zijn na de ontploffing. Kleding is een veel voorkomend voorbeeld, maar ook hangen er foto’s van mensen met brandwonden. En dat is nog niet eens het ergste. Voorbeelden van hoe het zicht van mensen wegnam doordat er een vlek op de iris was gevormd door de straling, wegrottende tanden en zelfs half verschroeide stukjes huid worden tentoongesteld. In dezelfde kamer stonden ook een aantal van de door Sadako gevouwen kraanvogels. Een bocht later bevonden we ons alweer aan de andere kant van het gebouw. Er werden tekeningen en getuigenissen getoond, gemaakt door overlevenden. En helemaal aan het einde bevinden zich berichten voor vrede. Veel staatshoofden, presidenten en premiers hebben hier een boodschap achtergelaten na een indrukwekkende tour door het museum.
Er was nog één plek van het park dat door ons nog niet bezocht was, terwijl dit, achteraf, toch het meest indrukwekkende was van alles. Zo goed als heel Hiroshima was verwoest, behalve het Vredesmonument. In het Japans heeft dit gebouw de naam Genbaku Dome gekregen, wat “Atoombomkoepel” betekent. Dagelijks worden er nog stralingsmetingen verricht en helaas komt er nog altijd straling van het gebouw af. Het gebouw zelf is mede daarom niet meer te bereiken, maar nog wel openlijke zichtbaar. Er staan hekken om het gebouw heen, ver genoeg dat de straling niet het gewone publiek kan aantasten. Het gebouw staat sinds 1996 op de Werelderfgoedlijst.
‘s Avonds zijn we op zoek gegaan naar een plek om te eten. Jan leek het een goed idee om met z’n allen de lokale specialiteit te proberen, genaamd okonomiyaki. Dit is een soort pannenkoek die met van alles en nog wat gevuld is. Het woord zelf bestaat uit twee woorden, okonomi (wat jij wil) en yaki (gegrild of gekookt). Meestal bestaat het uit beslag (voor de pannenkoek), sla, vlees, en de opties inktvis, octopus en kaas. Noedels, gebakken ei en heel veel saus erover en klaar is kees. Let wel, het is het best als het op een hete plaat bereid wordt. Geregeld draaien van het geheel is ook aanbevelenswaardig.
Rond een uur of negen zijn we weer naar het Vredespark gegaan, omdat daar de bus op ons stond te wachten. Nog even snel een blik werpen bij de Genbaku Dome bij nacht, wat toch wel een adembenemend gezicht is. Net als op de heenreis moesten we twee uur rijden voordat we weer bij het hotel zouden zijn. De dag was vroeg begonnen en velen zijn dan ook in de bus in slaap gevallen. Dat duurde bij nog iets langer dan bij de rest, dus ik kreeg nog een beetje een indruk van de snelwegen “by night”.
Dag 14
Wederom vroeg op, omdat we een rit van in totaal vier uur zouden hebben richting Kyoto. Dit was uiteraard exclusief stops. De eerste stop was na bijna twee uur rijdenhet Himeji kasteel. Dit kasteel heeft als bijnaam “het Witte Reiger-kasteel”, omdat het zo wit is. Het is het grootste van 12 overgebleven feodale kastelen. De bouw van het gehele complex begon in 1333 en is in de loop der jaren uitgebreid met slotgrachten, binnenhoven en een donjon met vijf verdiepingen. In 1945 werd Himeji zwaar gebombardeerd. Wonder boven wonder bleef het kasteel intact, op een onontplofde bom op de bovenste verdieping na. In 1956 werd het kasteel gerestaureerd. Het kasteel zelf was zo goed als ondoordringbaar voor vijanden. Er waren zo enorm veel vallen en doolhoven, dat je met zeer veel moeite bij het hoofdgebouw kon en nog steeds kan komen. Sinds december 1993 staat het gebouw op de Werelderfgoedlijst. Het kasteel heeft nog een aantal rollen gehad in o.a. de James Bond-film You Only Live Twice en The Last Samurai met Tom Cruise. Tevens heeft het een grote rol gehad in de serie Shogun, een miniserie uit de jaren 80. Hierin deed het echter dienst als het kasteel van Osaka.
Naast het Himeji-kasteel bevindt zich een combinatie van tuinen, gezamenlijk genaamd de Kokuen-tuinen. Hier vind je mooie tuinen die tuinen uit heel Japan moeten voorstellen, maar dan wel uit het Edo-tijdperk. Edo heet sinds 1868 Tokyo. Ik spotte er een witte reiger die op het punt stond een vis uit de vijver te vangen. Ik had er graag een foto van gemaakt, ware het niet dat de batterijen van m’n camera op waren. Heel erg jammer, maar het was niet anders.
Omdat het kasteel zo adembenemend was, hebben we bijna drie uur stilgestaan bij dit wonder. Gelukkig waren er geen andere stops gepland en konden we dus zo doorrijden naar Kyoto. Jammer genoeg kennen ze ook in Japan het woord file. Voor zij die het willen weten, het Japanse woord voor file is “juutai”. Hierdoor kwamen we later aan dan in eerste instantie de verwachting was. Ons hotel in Kyoto lag vlak naast het Keizerlijk Paleis. Voor de verandering had ik met Bert afgesproken dat ik deze keer een kamer alleen zou nemen, om te proeven hoe het was. Op 10 minuten lopen lag een restaurantje, waar we met z’n allen lekker hebben gegeten.
Dag 15
Vandaag een vrije dag in Kyoto of een optionele stadstour. Iedereen had voor de stadstour gekozen, wat wel een beetje in de verwachting lag. Kyoto is een tempelstad en zelfs dat is nog een understatement. Een kort tripje van ongeveer 20 minuten met de bus, zette ons bij de tempel Kinkaku-ji. Bij toeristen staat de tempel echter bekend als het Gouden Paviljoen. Bij binnenkomst is er nog niet veel gezien, behalve een mooi pad waar je over wordt geleid. Na een klein stukje lopen kom je bij een grote vijver aan. Aan de andere kant van de vijver was de Kinkaku-ji te zien. Op een bord was te lezen dat het gebouw in 1950 is afgebrand en dat men een kopie heeft gemaakt. Deze is volledig bedekt met bladgoud en bestaat uit drie verdiepingen. Een half uurtje op het terrein was voldoende voor iedereen om een mooi rondje te maken langs de tempel en de bijbehorende tuin.
De volgende tempel is de Ryoan-ji, op 5 minuten van de Kinkaku-ji. Dit is de eerste Zen-tempel die we tegenkomen tijdens de hele reis. De tempel is in dit geval een complex dat veel grindtuinen bevat met stenen erin. De grootste is een grindtuin met 15 stenen erin. Deze staan uiteraard niet op een kluitje bij elkaar, maar verspreid over een grindtuin van circa 30 vierkante meter. Dit is dan ook het geen de Ryoan-ji bekend om staat.
Op loopafstand van de Ryoan-ji ligt een wat kleiner en afgelegen tempel, genaamd de Toji-in. De tempel zelf was niet veel, wel aardig, maar er was gewoon weinig te zien. De tuin was echter al een heel stuk beter. Nog steeds klein, in vergelijking, maar wel mooi. Deze tempel wordt overigens vaak verward voor de grotere en meer bekende Toji-ji, nabij het Kyoto treinstation.
Met de bus zijn we vervolgens naar het kasteel van Kyoto gegaan, genaamd het Nijo-kasteel. Het kasteel wordt omringd door een grote slotgracht en een nog grotere tuin. Wanneer je daar eindelijk doorheen bent, kom je bij de ingang van het Ninomaru-terrein. Binnen dit terrein is het kasteel zelf terug te vinden. Het enige dat voor de bezoekers is opengesteld zijn de Ninomaru-ontvangstruimten, die verbonden zijn met houten gangen. De ingang tot deze ruimten wordt gesierd door een fantastisch stuk houtsnijwerk. Hierop worden allerlei soorten vogels getoond, waaronder een feniks. Duidelijk zichtbaar is dat hier veel werk in heeft gezeten. Je wordt bij binnenkomst en bij het betreden van elke kamer expliciet gewezen op het feit dat je geen foto’s van het geheel mag maken. Er loopt ook continu bewaking rond om te zorgen dat iedereen zich hieraan houdt. De reden is simpelweg omdat alles wat hier staat dermate oud is, dat het maken van foto’s voor flinke verkleuringen kan zorgen.
Vanaf het kasteel zijn we per bus naar het treinstation van Kyoto gegaan. Dit is een vrij futuristisch uitziend gebouw ter grote van de Bijenkorf en het Centraal Station in Amsterdam samen. Echt heel groot. En zoals het eigenlijk al bij de rest van de reis zo is geweest, zo enorm in contrast tot het oude Kyoto. De verwijzing naar de Bijenkorf doet het al vermoeden, maar van binnen is het station behalve een treinstation ook een winkelcomplex. Als je helemaal bovenin bent, kan je zelfs middels een met glas afgeschermd pad over de enorme ruimte heen lopen. Het geheel leek mij een goed idee om eindelijk wat souvenirs voor thuis te kopen.
Met de lokale bus zijn we vervolgens naar de wijk Gion gegaan. Gion is de wijk om geisha’s in te spotten. Het staat, voor de mannen althans, tevens voor al het goede in het leven: wijn, vrouwen en karaoke. Voor wie het niet weet, een geisha is een vrouwelijke beroepsentertainer. Over het algemeen zijn de geisha’s zeer intelligent en kunnen vrijwel altijd over een onderwerp meepraten.
Na een tijdje door Gion te hebben gelopen, zijn we een brug over de Kamo-rivier overgestoken en hebben we nog een klein bezoekje gedaan aan een steegje genaamd “het Pontocho-laantje”. Hier zijn veel restaurants en café’s gevestigd en is dus eigenlijk de plek bij uitstek om heerlijk te eten.
Dag 16
Wederom een vrije dag. Jan had voorgesteld om eerst met z’n allen richting de Filosofenwandeling te gaan en hier een gedeelte van te lopen, om vervolgens ieder ons eigen weg te gaan. De Filosofenwandeling is een wandeling die men kan maken langs een aantal tempels.
De eerste tempel die we tegemoet liepen, is de Ginkaku-ji. Deze heeft een bijnaam, namelijk het Zilveren Paviljoen. In tegenstelling tot de Kinkaku-ji is de Ginkaku-ji niet bedekt met een laag zilver. Wel is het gebouw zelf omringt met een mooie tuin. Je kon er een stuk zen-tuin in terug vinden, waar een soort van kegel met een vlakke top was te zien. Dit noemt men de Kogetsudai. Naar het Engels vertaald betekent dit “Moon-viewing platform”. Verder zijn er diverse soorten mos te vinden, wat wel een aantal mooie plaatjes oplevert.
Verder langs de wandelroute liepen we langs het Shishigatani-kanaal. Het pad werd mooi overdekt door de nog altijd aanwezige kersenbloesem. Het zonnetje kwam ook om de hoek kijken, wat het geheel nog mooier maakte.
De volgende tempel was de Honen-in op ongeveer 10 minuutjes lopen van de Ginkaku-ji. De locatie oogt vrij oud. Er ligt een klein zen-tuintje en bijna alle stenen die op de grond liggen heeft wel een beetje mos erop liggen. Voor zover ik kon opmaken was er verder niet veel te zien in deze tempel. In een van de bijgebouwen waren echter wat schilderijen te vinden die geëxposeerd worden.
Met een paar reisgenoten ben ik hierna op een lokale bus gestapt richting Gion. Een klein aantal minuten later stapten we uit bij een enorme torii. Hier in de buurt ligt het Heian-heiligdom. We besloten echter om deze over te slaan en naar andere in de buurt liggende complexen te gaan. We bevonden ons namelijk in de wijk Okazaki. In deze wijk liggen het museum voor moderne kunsten, het museum voor schone kunsten, het stedelijk museum, een honkbalveld en een sportcomplex.
We hebben het musea voor de moderne kunsten en schone kunsten bezichtigd. Achteraf wist ik wel dat dat eigenlijk niets voor mij was… Het stedelijk museum en het honkbalveld hebben we niet bekeken, wel nog het sportcomplex. Daar was namelijk een budo-centrum, een kendo-centrum en een kyudo-centrum te vinden.
In het budo-centrum kregen kleine kinderen karateles. Budo is eigenlijk het Japanse woord voor het omschrijven van vechtsporten. Er worden dus ook andere vechtsportlessen gegeven, voor zowel jong als oud.
In het kendo-centrum werden officiële wedstrijden gehouden. Als bezoeker mocht je langs de kant zitten, als je je maar gedeisd houdt. Filmen en foto’s maken was eigenlijk niet toegestaan, maar zonder flitser werd het nog wel getolereerd. En terecht, anders zorg je misschien voor een onterechte overwinning. Kendo is het Japanse woord voor “De weg van het zwaard”. Heel bijzonder om zoiets mee te maken. Bij elke aanval wordt blijkbaar de plek geroepen die aangevallen wordt. Dit kan elke plek van het pak zijn dat een kendoka draagt, zolang het boven de riem is. “Men” is het hoofd, “Do” is de torso, “Kote” zijn de handen en “Tare” is het kruis en de middel.
Ook in het kyudo-centrum werden officiële wedstrijden gehouden. Men kon zich langs de kant van de schietbaan opstellen om toe te kijken. Je kan je eigenlijk niet voorstellen dat er heel ritueel aan vooraf gaat, voordat men dan eindelijk een pijl richting het doel schiet. De Japanners perfectioneren werkelijk alles. Naast de schietbaan stond ook een Japans vrouwtje en daar raakte ik mee in gesprek. Haar Engels was gelukkig stukken beter dan mijn Japans, dus dat praatte lekker makkelijk. Zo vertelde ze onder andere hoe kyudo werkte en dat zij hier was om haar man te ondersteunen. Net als bij de kendo-wedstrijden was het voor de deelnemers zeer prettig om niet gestoord te worden tijdens het zeer complexe voorbereiding. Het kan ruim 2 minuten per schot duren voordat er ook daadwerkelijk een pijl gelost wordt. Het leek erop dat haar man toch enigszins was afgeleid. Voor zover ik het kon opmaken, heeft hij een aantal pijlen mis geschoten. Als ik het goed heb bijgehouden, mag elke kyudoka (een beoefenaar van de sport) 9 pijlen op het doel schieten. Om de 3 pijlen wordt er van spelersrij gewisseld; men schiet ze dus niet alle 9 achter elkaar. Tijdens het wisselen worden tevens alle schoten pijlen verwijderd. Linkshandigen hebben overigens een goeie aan deze sport; men hoort volgens de regels altijd de boog in de linkerhand te houden en de pijl in de rechter.
Jan had voorgesteld dat we ‘s avonds naar een saké-proeverij zouden gaan. Eten was er bij inbegrepen. De avond was erg gezellig en informatief. Zo goed als niemand is dronken geworden, want zoveel was het nou ook weer niet. Het smaakte allemaal prima, maar uiteraard was de ene saké de andere niet. Toch duurde de terugweg naar het hotel langer dan de heenweg…
Dag 17
Omdat ik toch een kamer voor mezelf had, had ik besloten om vandaag uit te slapen en niet met de groep mee te gaan op de optionele excursie naar Nara. Rond 10 uur werd ik dan ook heerlijk uitgeslapen wakker. Een van mijn wensen was altijd om het hoofdgebouw van Nintendo in Japan te bezoeken en gelukkig kon ik dat nu waar gaan maken. Het gebouw staat namelijk in Kyoto, de vraag is alleen… Hoe kom ik daar en hoe dan in vredesnaam verder?
Naast het lokale busvervoer heeft Kyoto ook een tweetal metro-lijnen. Eentje rijdt van noord naar zuid en de ander, hoe kan het ook anders, van west naar oost. De dichtsbijzijnde halte was ongeveer 5 minuten lopen vanaf het hotel. Ik stapte daarmee de metro in richting het zuiden. Geen idee meer hoe ik er bij kwam, maar ergens had ik gelezen dat ik moest uitstappen bij de halte Jujo. Na ongeveer 20 minuten stond ik weer buiten. Boven aangekomen kom je er achter dat je de weg in zijn geheel kwijt bent en dat je op de gok een kant op loopt. Er moest hier ergens een straat zijn die schuin op de straat loopt waar ik me in bevond. Blijkbaar liep ik de juiste kant op, want de gezochte straat werd na 200 meter lopen gevonden. In de verte was een wit gebouw te zien. Op de zijkant stonden wat letters, maar de afstand was nog te groot om het goed te kunnen lezen. Weer 200 meter verder was het duidelijk te lezen; ik was aangekomen bij een groot, wit en vierkant gebouw. Op alle vier de zijkanten stond in de rechter bovenhoek de tekst “Nintendo”. Na een paar foto’s te hebben genomen, ben ik overgestoken en een beetje het terrein opgelopen. Vrijwel meteen kwam er een bewaker uit zijn beveiligingshokje op me afgelopen. Hij sprak slecht Engels, maar het was wel duidelijk dat ik niet welkom was of ook maar een stap verder mocht zetten. Ik bedankte de man voor zijn waarschuwing en vertrok weer richting de metro.
Twee haltes later stapte ik uit bij het treinstation van Kyoto om vervolgens per bus richting Gion te rijden. Ik had daar namelijk een soort van hobby en souvenirwinkel gezien, maar had geen tijd om daar naar binnen te gaan. Hier slaagde ik gelukkig wel voor souvenirs.
Voor ‘s avonds waren er afspraken gemaakt dat we met een grote groep naar een geisha-voorstelling zouden gaan. Ondanks dat ik had aangegeven mee te willen, was men toch vergeten een kaartje voor mij te reserveren. Het is gelukkig nog gelukt om alsnog een kaartje te krijgen, al zou ik dan niet bij de rest van de groep zitten. Achteraf gezien helemaal niet erg. Iedereen zat namelijk op de 22ste rij, maar om de een of andere reden, zat ik, alleen, op de 3e rij en nog wel langs het gangpad! Geweldig natuurlijk. Er was mij een opdracht meegegeven door de rest van de groep om zoveel mogelijk foto’s te maken en dat is gelukt. De voorstelling duurde slechts een uurtje, maar in een uur tijd is het me gelukt om 390 foto’s te maken. Er was veel dans en muziek, maar er werd geen woord gesproken. Alles werd middels handelingen getoond.
Dag 18
Vandaag was de dag dat we met z’n allen naar Tokyo zouden gaan. We hadden een keuze gekregen van Jan: 8 uur met de bus reizen, waarbij de file die je ongetwijfeld bij Tokyo tegenkomt nog niet is meegerekend, of 2,5 uur met de shinkansen. De shinkansen is de hogesnelheidstrein die in Japan rijdt. De keuze was voor mij dan ook zo gemaakt, al kostte het wel ongeveer 100 euro extra. Niet erg, want ik heb altijd al eens met de shinkansen willen rijden. Onze trein, de Nozomi Super Express, vertrok rond 12:30. Iets daarvoor kwam hij aan op het station. Omdat wij er allemaal een foto van wilde maken, gingen we zo dichtbij het binnenkomst punt staan en een beetje over het hek hangen. Er werd wel steeds iets omgeroepen, maar dat konden we toch niet verstaan. Op een gegeven moment werd het echter duidelijker; men was aan het schreeuwen door de microfoon dat we daar niet mochten staan, voor onze eigen veiligheid. Als ze dat nou gewoon in het Engels hadden geroepen, was er niets aan de hand geweest.
In de shinkansen was natuurlijk niet veel te doen. De stoelen zaten wel heel goed, iets wat ook wel nodig is als je zolang in de trein zit. We zullen het nooit weten, maar de stoelen van de bus zullen waarschijnlijk niet zo goed hebben gezeten als deze. En dacht je toch nog een plek te hebben gevonden waar ze niet waren, zie je ze toch; de cola-automaten bevonden zich in de wagon voor en achter de onze. Als je tijdens de rit naar buiten kijkt, is het net alsof Kyoto nooit is opgehouden. Ben je een uur onderweg, dan zal dat gevoel er nog altijd zijn. Bedenk dan wel dat je ongeveer 300 kilometer per uur rijdt en dus eigenlijk niet eens meer in de buurt van Kyoto bent.
Iets minder dan 2,5 uur na vertrek uit Kyoto kwamen we aan in Tokyo. Vanaf het treinstation moesten we nog een stuk met het openbaar vervoer om uiteindelijk bij ons hotel uit te komen. Hiervoor stapten we op een trein om bij de halte Ueno weer uit te stappen. Een korte rit van 10 tot 15 minuten, zo voelde het althans. Jan had geregeld dat we bij Ueno opgepikt zouden worden door een busje van het hotel. Een kleine miscommunicatie zorgde er echter voor dat we buiten het station nog even moesten wachten op het genoemde busje. Dit leverde wel een mogelijkheid op om alvast wat van de Japanse hoofdstad op te snuiven. Eenmaal in het hotel pakten we onze spullen uit en maakten we ons op voor de laatste paar dagen van deze geweldige reis.
Dag 19
Jan trok ons mee op een stadstour door Tokyo. We stapten op een metro-lijn met de naam Ginza-lijn op bij de halte Ueno (G16). Het was te merken dat het bedrijfsleven al volop in gang was daar de metro best vol zat. Niet te vol gelukkig. Er hoefden geen mannetjes met witte handschoenen aan te pas komen. Zij willen de boel nog wel eens aanduwen als het te vol wordt. Met deze metro gingen we naar de halte Shinjuku (M08) via de halte Akasakamitsuke (G05 en M13). En wat je vervolgens daar aantreft… Een enorme mensen massa. Na wat wringen en dringen stonden we allemaal buiten en keken we richting een aantal hoge gebouwen. Dit moest het zakencentrum van Tokyo zijn. Een kleine 10 minuten later stonden we vlak voor een groot gebouw. De reisgids liet weten dat dit het Tokyo Metropolitan Government Offices, het gemeentehuis, is. Als bezoeker mocht je naar binnen en met de lift naar de hoogste verdieping om aldaar te genieten van het uitzicht. Mits het natuurlijk niet bewolkt is, wat in ons geval wel zo was. We mochten wel naar boven, maar konden lang niet zo ver kijken dat we de Fuji-berg konden zien. Op heldere dagen schijnt dit wel mogelijk te zijn namelijk.
Na ons gemeentelijke bezoekje zijn we lopend richting het zuiden gegaan. Na iets van 20 minuutjes zaten we in de wijk Harajuku. Deze wijk staat bekend om zijn extreem geklede jongeren. Zij dragen in deze wijk eigenlijk alles wat veel weg heeft van gothic, punk, anime en manga. Een wijk waar ze zich helemaal uitleven, in positieve zin.
De volgende stop was nog wat zuidelijker, namelijk de wijk Shibuya. Dit lag op zijn beurt weer op loopafstand van Harajuku. Shibuya is het winkel- en uitgaanscentrum van de stad. Ook hier liepen we een enorme mensen massa tegemoet. Shibuya heeft ook een van de drukste kruispunten ter wereld. Het verloopt vrijwel altijd zonder problemen. Rijden de auto’s eerst van noord naar zuid en zuid naar noord, rijden ze vervolgens van oost naar west en vice versa. En als die zijn geweest, dan zijn de voetgangers aan de beurt. Het kruispunt is vrij oversteekbaar; auto’s staan stil en men kan van de ene hoek van het kruispunt naar de andere hoek lopen. Een waar genot om mee te maken.
Vanaf Shibuya (G01) zijn we met de metro naar het keizerlijk paleis bij halte Nijubashimae (C10) gegaan via de halte Omotesando (G02 en C04). We zijn eerst het Tokyo International Forum ingelopen, een gebouw wat voornamelijk uit glas en metaal bestaat. Als je het van bovenaf zou bekijken, lijkt het op een langwerpige boot. In het gebouw worden vaak concerten en bijeenkomsten georganiseerd. Een stukje teruglopend kom je dan bij het keizerlijk paleis terecht. De paleisgrond was echter afgesloten, dus we konden alleen op afstand kijken. We waren echter wel op tijd om een wisseling van de wacht mee te maken. In de verte was Tokyo Tower te zien, de Japanse versie van de Eifeltoren in Parijs. Ik stelde een aantal mensen voor om daar ‘s avonds naar toe te gaan.
Na het paleis zijn we opgesplitst in kleinere groepjes. Ik liep richting het noorden, want dan zou ik op een gegeven moment uitkomen bij de Tokyo Dome. Tokyo Dome is een grote koepel waar men in honkbalt. Het gebouw op zich is al heel groot van buiten, van binnen ziet het er volgens mij nog groter uit. Maar ja, het was overdag, dus eigenlijk hebben we niet rondgekeken of we binnen konden komen. In plaats daarvan hebben we het er even van genomen in het heerlijke zonnetje dat inmiddels volop aan het schijnen was. Er liepen wat scholieren voorbij in uniform en we zagen een achtbaan op afstand door een gebouw heen gaan. Dat bleek gelukkig onderdeel van de rit te zijn…
Na een tijdje gingen we terug naar het hotel om te verzamelen voor het eten. Onderweg liepen we langs de universiteit van Tokyo, wat op mijn verlanglijstje staat. Dat komt door de anime Love Hina. Wat een snelle blik had moeten zijn, werd al snel een speurtocht terug naar de ingang. Dit bleek slechts aan één kant te zijn en we hadden een flink eind moeten lopen om bij het auditorium te komen waar het mij om ging.
‘s Avonds na het eten zijn we nog naar Tokyo Tower gegaan voor het nodige nachtelijke uitzicht. Uiteraard hadden we graag naar de tweede verdieping gewild, maar daar waren al geen kaartjes meer voor verkrijgbaar. De eerste verdieping zag er echter ook goed uit. Je kon over de hele stad uitkijken. Overigens willen die Japanners het altijd beter doen dan anderen. De Tokyo Tower is 333 meter hoog, waar de Eifeltoren 324 meter hoog is. Tokyo Tower heeft de kleuren rood en wit en wordt ‘s avonds belicht zodat deze oranje oogt.
Dag 20
Maar goed dat we vroeg naar bed zijn gegaan. De wekker ging namelijk om 4:45, zodat we de Tsukiji-vismarkt. Dit was een dag waar ik me zeer op had zitten verheugen. Niet dus. Ik hou totaal niet van vis, laat staan dode vis. En al helemaal niet op een lege maag en zeker niet in de vroege ochtend! Maar goed, toch heen gegaan. In eerste instantie ging ik bijna over m’n nek, maar ik moest er eigenlijk even doorheen bijten. Na een kwartiertje viel het wel weer mee. De aanblikken van de dode vis echter niet. Garnalen, tonijnen, koppen van tonijnen, mannen die de restanten van tonijnen in tweeën sneden, inktvissen, krabben, ledematen van octopussen en zalmen waren slechts aanwezigen op deze enorme vismarkt.
Na een uur daar te hebben rondgelopen en vervolgens een kleine 10 minuten de kleren hebben laten uitwaaien, zijn we in een nabij gelegen restaurant gaan ontbijten. Jan wist na het ontbijt te vertellen dat er als het goed is vandaag door sumo-worstelaars getraind wordt. Hij moest alleen nog een dojo vinden waar ze ook daadwerkelijk aan het trainen waren. Jammer genoeg liep het op niets uit. Er werd wel een sumo gevonden, maar het was toch niet helemaal wat we er van gehoopt hadden.
De rest van de dag waren we vrij om te doen en laten wat we wilden. We besloten daarom naar Ginza te gaan. Niet alleen omdat daar nog gewinkeld kon worden, maar ook omdat daar een publieke toegankelijk Sony-gebouw was te vinden. Men heeft hier dan ook altijd de nieuwste snufjes uit Sony’s kast staan. Ik had mijn oordopjes van mijn iPod meegenomen. In plaats van gewone dopjes, gebruik ik sportoordopjes van Sony, echter was het kabeltje helemaal kapot gegaan van het vele dragen. Toen we het gebouw weer uit gingen, gaf ik aan nog even m’n oordopjes te vervangen, waarop ik naar de winkel in het gebouw ben gelopen. Daar vond ik dezelfde oordopjes, eentje met een kort draadje en eentje met een wat langere. Geen idee hoe kort de korte was, maar ik besloot die te gaan proberen. Na aankoop heb ik hem buiten meteen geprobeerd. En wat denk je? Te kort… Dus ik weer terug naar binnen om toch die andere te kopen. De verkoper hield me tegen en ik mocht de kortere gewoon omwisselen voor de langere! En ondanks dat de langere eigenlijk duurder waren en ik voorstelde bij te betalen, was dit niet nodig. Ik was wel nieuwsgierig hoe lang deze oordopjes het uit zouden houden… Weer bij elkaar gingen we verder en zagen nog wat Bijenkorf-achtige warenhuizen. Hier zijn we ook naar binnen gegaan, maar hier werd niets anders dan dure kleding verkocht als Chanel, Louis Vuitton en Gucci.
Vervolgens zijn we naar het Ueno Park gegaan om daar nog wat te relaxen. Er was zelfs bier beschikbaar en een legale plek om dit op te mogen drinken. Voor de avond waren er, behalve het eten, geen plannen gemaakt. Ik ging me in ieder geval opmaken voor onze laatste dag in Tokyo en daarmee de laatste dag in Japan.
Dag 21
De afgelopen nacht iets over 3-en werden we wakker geschud. Kort zoekwerk op internet leverde informatie. Het ging om een aardbeving van 4,7 op de schaal van Richter. Ik werd er in ieder geval wakker van, iets wat ik zelfs bij de heftigste onweren niet wordt. Het voelde alsof de wind tegen het gebouw aan het blazen was en daardoor dus stond te schudden. Op een gegeven moment was Bert ook wakker en ben ik op het balkon gaan staan. Toen bleek dat er geen wind te bekennen was, had ik zo het vermoeden dat het een aardbeving was. Als je naar Japan gaat, loop je nou eenmaal het risico dat er een aardbeving komt. Stiekem had ik er op gehoopt dat er een kleintje voorbij zou komen, maar omdat het nog niet gebeurd was, was die hoop al een beetje vervlogen. Maar dus op het laatste moment toch nog eentje.
Het was weer een dag die we zelf konden in delen en ik had nog wel wat dingen op het programma staan voor mezelf. Ik pakte de metrokaart erbij en stippelde mijn route uit. Allereerst zou ik naar de halte Senkawa gaan, omdat daar ook een school zou moeten zitten uit een anime. De school heeft in het echt dezelfde naam, Jindai High School, en komt voor in de anime Full Metal Panic. De halte bevond zich bij Y07. Om daar te komen zou ik vanuit het hotel naar de halte Nezu (C14) lopen, uitstappen bij de halte Ogawamachi (C12 en M19), overstappen richting Ikebukuro (M25 en Y09) en als laatste weer overstappen naar Senkawa (Y07). Vervolgens zou ik vandaar uit nog een keer naar Shibuya gaan. Hiervoor moest ik eerst weer terug, omdat de Fukutoshin-lijn (F01-F16) nog niet klaar was en niet verder dan Ikebukuro (F09) reed. Ik zou dus weer terug gaan vanaf Senkawa (Y07) naar de halte Nagatacho (Y16) om hier over te stappen op de Ginza-lijn bij halte Akasaka-mitsuke (G05) richting Shibuya (G01). Na Shibuya zou ik naar Daimon gaan om daar om en nabij het WTC te lopen. Ik zou daarvoor wederom de Ginza-lijn nemen vanaf Shibuya (G01) en overstappen bij Shimbashi (G08 en A10) op de Asakusa-lijn naar Daimon (A09). Om de dag vervolgens af te sluiten zou ik nog naar Akihabara gaan, het technologische deel van de stad. Vanaf Daimon (A09) zou ik dan weer naar Shimbashi (A10 en G08) gaan, om daar op de Ginza-lijn te stappen naar Suehirocho (G14). Vanaf daar was Akihabara niet zo ver meer lopen.
Ik begon op Senkawa om daar Jindai High School te bezoeken. Ik had aan Jan in Kyoto gevraagd hoe de halte genaamd was die ik op een site had opgezocht. Hij gaf toen aan Sengawa. Omdat de ‘g’ en de ‘k’ qua uitspraak in het Japans vrij veel op elkaar lijken, ging ik er vanuit dat hij Senkawa bedoelde. Op de halte aangekomen zag deze er al anders uit dan in de anime, terwijl ik toch echt ergens foto’s had gevonden van een halte die er exact hetzelfde uitzag. Ik besloot toch maar in het rond te gaan lopen. Op ongeveer de plek waar het zou moeten zijn, vond ik een school. De ingang was echter ook al anders dan dat ik in eerste instantie had gehoopt. Na een rondje om de school (wat een groot terrein zeg) was mijn teleurstelling compleet. Ik had de verkeerde halte en al helemaal de verkeerde school. Het was jammer genoeg al te laat om naar de juiste halte te zoeken en alsnog de school te bezoeken. Ik besloot daarom naar Shibuya te gaan en ooit nog eens terug te komen in Japan om alsnog de juiste school te zoeken en bezoeken.
Omdat Shibuya zo groot is, was het me niet gelukt om er veel van te zien. Zo liep ik er wat rond en vond er een reusachtige boekenwinkel. Formaat Bijenkorf XXL zeg maar. Men had hier een hele etage vol met manga’s, dus hier heb ik een tijdje gespendeerd en zelfs nog geld uitgegeven. Het was natuurlijk wel in het Japans, dus van lezen komt het dan niet echt. Andere verdiepingen bevatte onder andere kookboeken, thrillers (allemaal in het Japans) en een hele verdieping voor Engelse boeken.
Op naar Daimon voor een bezoekje aan het World Trade Center aldaar. Het zijn wel hoge gebouwen, maar halen de lengte van hun ingestorte familieleden in New York niet. Verder was er toch minder te zien dan ik had gedacht, al waren er wel veel vreemd vormgegeven gebouwen. Architecten zouden er denk ik wel dol op zijn.
Op naar de laatste stop van deze reis: Akihabara. Wat je hier aantreft had je eigenlijk nergens voor mogelijk gehouden. Een enorme mensenmassa, allerlei hoge gebouwen vol met technologie, anime, manga, beelden van de laatste twee genoemden, kortom een klein paradijsje voor mij. Ik was echter zo in schok dat ik eigenlijk geen enkel winkeltje in ben geweest. Vanaf de straat kon je alles goed genoeg zien, bovendien kon ik het eigenlijk allemaal niet bevatten. Als ik ooit weer eens hier in Japan kom, moet ik hier zeker nog een keer naar terug, want dit is te kort.
Vanaf Akihabara ben ik terug gaan lopen naar het hotel. Niet echt een bijzonder tochtje, maar toch leuk om de sfeer te proeven. In het hotel aangekomen zag ik dat een heleboel mensen ook weer terug waren gekeerd van hun optionele trip naar Nikko. We hebben vervolgens een biertje genomen, wat jammer genoeg ook meteen ons laatste biertje was. Morgen gaan we weer terug naar Nederland. Na het eten ben ik nog voor de laatste keer in de onsen van het hotel gegaan. Uiteraard neem je het er dan extra van, dus ik ben er iets langer in gebleven dan de vorige keren.
Dag 22
Vroeg uit de veren, vandaag vlogen we weer terug naar huis. De koffers moesten nog ingepakt worden, de bus ingeladen en wij moesten nog met de bus en trein naar het vliegveld. Bij het Ueno metrostation zat, blijkbaar, ook een treinstation, genaamd Keisei-Ueno. Hier stapten we op een trein die ons naar het vliegveld zou brengen. De rit duurde ongeveer een uurtje. Aangezien Jan was achtergebleven om alweer een andere groep op te vangen, kreeg ik op de een of andere manier het idee dat ik opeens reisbegeleider was. Althans, toen we bij de juiste halte aankwamen, gaf ik aan dat we er hier uit moesten. Tijdens het opstijgen zagen we de Fuji-berg nog liggen. Het leek wel alsof hij ons aan het uitzwaaien was, omdat we hem de hele vakantie eigenlijk niet hebben gezien. Jammer dat je op zo’n moment geen foto’s mag maken.
De vlucht terug naar Amsterdam duurde ongeveer 12 uur. Meneer de piloot dacht echter grappig te zijn en vloog boven Groningen nog op 10 kilometer hoogte. Ik had liever gehad dat hij wat eerder lager was gaan vliegen. Het zal wel een Japanner zijn geweest, omdat die altijd zo erg op tijd overal aanwezig moeten zijn. Al met al beviel het allemaal goed. De reis is zeer aanbevelenswaardig en ik zou hem zo nog een keer doen!
Sayonara!